De deltavleugel

 

De deltavleugel

 

Een vleugel zorgt ervoor dat we kunnen vliegen zoals vogels dat ook doen. Hier staat uitgelegd hoe dat precies werkt.

Om het vleugelprofiel te vormen uit een zeildoek, en te zorgen dat deze met gewichtsverplaatsing veilig bestuurbaar is, heeft een beginnerstoestel een beperkt aantal onderdelen nodig. Hier opgesomd, zodat we deze bij naam kunnen noemen en het doel ervan kennen. Er zijn veel verschillende benamingen (ook in verschillende talen) voor de onderdelen van een deltavleugel. In onze lijst vind je de door Nederlandse piloten meest gebruikte termen en evt. hun (Engelse) synoniemen.

1. Tip sticks (washout strut/rod, sprogs, swivel tip, defined tip, dive sticks)
In de leading edge gestoken stukken aluminium buis welke normaal niet nodig zijn voor het vliegen, maar de invalshoek beveiligen en het doek tegenhouden bij een duik zodat de vleugel zichzelf altijd weer opricht.

2. Bovenkabels (upper cables/rigging)
Roestvrij stalen kabels die lopen via de masttop naar de neus, kiel en cross bar eindes. Deze dragen het gewicht van de vleugeleindes op de grond en bij een negatieve vleugelbelasting, en houden de mast rechtop. Ze zorgen zo voor extra stevigheid van het vleugelframe.

3. Mast (Kingpost)
Een rechtop In de kiel gestoken aluminium buis, voor het omhoogspannen van de bovenkabels.

4. Luff-lines (reflex bridles)
Dunne rvs kabels van de masttop naar de achterrand van het zeil, die samen met de tip sticks helpen het toestel een oprichtend vermogen te geven.

5. Leading edge (voorlijst)
De aluminium buizen welke de voorkant van de vleugel vormen en die door het dubbele voorzeil lopen van de neusplaat tot aan de vleugeltips.

Control frame:
Het driehoekig aluminium frame welke als ‘stuur’ dient en tegelijk onderdeel is van de constructie omdat deze de onderkabels verbind met de vleugel. Deze bestaat uit de volgende buizen:

6. Bottom bar (base tube)
De onderste horizontale zijde van het driehoekige frame. Het ‘stuur’ van de vleugel wanneer de piloot in liggende positie vliegt.

7. Uprights (down tubes)
De buizen die een zijde van de driehoek vormen en de bottom bar met de kiel verbinden. Het ‘stuur’ van de vleugel wanneer de piloot rechtop vliegt, bij de start en de landing.

8. Cross bar (dwarsbuis)
De aluminium buizen die het zijl opspannen en de leading edge buizen onder de juiste hoek met de kiel en tevens uit elkaar gevouwen houdt. Deze vormt hiermee één van de benen van het driehoekige vleugelframe.

9. Neusplaat (neus, nose plate)
De neusplaat is de verbinding en het scharnier tussen de twee leading edge buizen en verbind deze met de kiel.

10. Kiel (keel)
Deze aluminium buis zorgt voor de verbinding naar achteren en houdt in principe alle buizen van het vleugelframe in positie. Ook is dit de buis waar de piloot aan ‘hangt’.

11. Zeillat (batten)
De in het zeil geschoven latten, vaak van een aluminium legering, die meehelpen het zeil in zijn vleugelprofiel te vormen.

12. Zeil
Het doek van Dacron materiaal welke het draagvlak van de vleugel vormt.

13. Ophangband (hang loop, hang strap)
Een altijd dubbel uitgevoerde lus, van nylon band en/of touw, bevestigd aan de kiel of onder aan de mast. Het punt waar deze aan de kiel zit, bepaald het zwaartepunt van de vleugel en zo de trimsnelheid.

14. Onderkabels (lower cables/ rigging)
Roestvrij stalen kabels die lopen van het control frame naar de neus (voorkabels) en kiel (achterkabels) en de uiteindes van de cross bar (zijkabels). Deze kabels zijn essentieel voor de sterkte van de constructie en zorgen er onder andere voor dat de vleugeleindes niet te ver naar boven kunnen buigen. Ook geleiden zij de stuurbewegingen van de piloot naar de vleugel.